CAR - Buggenhout > Gedrags- en emotionele stoornissen

Gedrags- en emotionele stoornissen

Gedragsproblemen en emotionele problemen

Gedragsproblemen

We spreken van een gedragsstoornis wanneer het gedrag van kinderen negatief, agressief en uitdagend is.

Het is ernstiger dan het koppige gedrag van een kleuter of het opstandige pubergedrag. De kinderen zijn vaak ongehoorzaam, driftig. Ze spreken volwassenen tegen en houden zich niet aan de regels. Gedragsgestoorde kinderen irriteren anderen vaak met opzet. Ze leggen de schuld van hun fouten bij anderen, zijn lichtgeraakt en vaak kwaad. Deze gedragsproblemen leiden vaak tot schoolse tekorten, dikwijls door motivatiegebrek. De omgeving heeft bij deze kinderen meestal de grootste hulpvraag.

Het is belangrijk om kinderen met een gedragsstoornis tijdig te behandelen. De behandeling moet de kinderen meer mogelijkheden bieden om op een gepaste manier met anderen samen te leven en in de samenleving te functioneren. Het is van groot belang de ouders, de school en de andere hulpverleners hierbij te betrekken.

Emotionele problemen

Kinderen met emotionele stoornissen kampen met depressieve of angstige gevoelens. Ze hebben aanzienlijke sociale problemen en ontwikkelen hierdoor soms ook lichamelijke klachten.

Kinderen met depressieve gevoelens hebben verlies van plezier, motivatie en komen droevig over. Zij hebben duidelijk minder belang- stelling in aangename activiteiten en vaak zijn ze minder energiek. In extreme gevallen hebben ze zelfmoordgedachten.
Sommige kinderen zijn, soms na een depressieve periode, buiten- gewoon energiek en opgewekt. Zij hebben hevige gemoedswisselingen. Ze zijn overmatig blij, boos, hyperactief, impulsief of ongeremd.

Andere kinderen hebben overdreven of onredelijke angsten en spanningen die een groot deel van hun leven beheersen. Zij lijden aan een angststoornis of een fobie.

Daarnaast zijn er kinderen die af te rekenen hebben met ernstige sociale problemen. Die kunnen voortvloeien uit pesterijen, onvol- doende sociale vaardigheden of situaties thuis waarin ze zich niet veilig voelen.

Emotionele stoornissen kunnen gepaard gaan met lichamelijke klachten, verhoogde prikkelbaarheid, eetproblemen, slaapproblemen, concentratietekort, verminderd zelfvertrouwen, motivatieverlies en slechte schoolprestaties. Emotionele stoornissen hebben een grote impact op het functioneren van de kinderen en hun omgeving.

Gedragsstoornissen en emotionele stoornissen kunnen samen voor- komen met een ontwikkelingsstoornis, zoals een leerstoornis. Daarom is het van belang om, naast de sociaal-emotionele ondersteuning, ook oog te hebben voor mogelijke ontwikkelingsproblemen en indien nodig op dit vlak zoveel mogelijk hulp te bieden.
Meer specifieke informatie over gedragsstoornissen en emotionele stoornissen vindt u op: balansdigitaal.nl

Een voorbeeld: Filip, 8 jaar

Filip zit in het tweede leerjaar. Zijn ouders en leerkrachten maken zich zorgen omdat zijn gedrag de laatste maanden van kwaad naar erger gaat. Filips ouders vertellen dat hij altijd al een sterk karakter had. Nu gaat er echter geen dag voorbij of hij heeft een woedebui. De kleinste dingen kunnen hiertoe een aanleiding zijn: zoals een speelgoedautootje dat hij niet mag meenemen naar school of een klasgenootje dat tegen hem botst. Tijdens zo’n woedebui maakt Filip dingen stuk. Hij scheldt de anderen uit, slaat, schopt of bijt. Zijn ouders kregen van andere ouders al verschillende opmerkingen over Filips gedrag. Als volwassenen de conflictsituaties met hem bespreken, wil hij vooral zijn gelijk halen.

Filips ouders zijn op hun hoede tijdens het winkelen en bij elke gezinsuitstap. Ze schamen zich wanneer Filip op straat of bij de bakker een woedebui krijgt of hen tegenspreekt. Hierdoor vermijden ze heel wat situaties.

Filips motivatie voor schoolwerk neemt af. Hij bouwt hierdoor een leerachterstand op hoewel hij voldoende intelligent is.

Een voorbeeld: Lien, 5 jaar

Lien zit in de 3de kleuterklas. Op de tests van het CLB behaalde ze niet zo’n goede resultaten. De kleuterjuf vertelt dat Lien niet het niveau haalt van de meeste van haar klasgenoten. Ze kan zich minder goed uitdrukken, tekent nog niet zo goed als de andere kinderen en kan nog niet zelfstandig knippen. Bovendien werkt ze niet goed mee. Ze geeft erg snel op. Wanneer iets niet goed lukt, wordt ze boos. Als Lien een spelletje verliest, slaat ze de andere kinderen of gaat ze koppig in een hoekje zitten. Thuis huilt Lien vaak. Ze stribbelt steeds tegen wanneer haar ouders met haar naar school willen vertrekken.